Ga naar home
Bevolkingskrimp doet zich in Nederland op regionaal niveau voor in enkele regio’s aan de randen van het land.In krimpregio’s krimpt de bevolking al maar neemt het aantal huishoudens in de komende jaren nog licht toe. Met krimp van de bevolking nemen vaak ook het aantal leerlingen en de omvang van de (potentiële) beroepsbevolking af. Krimp heeft op die manier ook invloed op het onderwijs, de regionale arbeidsmarkt en economie en het draagvlak voor – publieke en commerciële – voorzieningen.
Krimp staat al geruime tijd op de beleidsagenda. In 2009 verscheen het eerste actieplan “Krimpen met kwaliteit” van het Rijk, provincies en gemeenten. Na diverse evaluaties werd dat in 2016 opgevolgd door het Actieplan Bevolkingsdaling dat loopt tot en met 2020. Inmiddels zijn daarover twee voortgangsrapportages verschenen. Provincies en gemeenten hebben daarnaast hun eigen ‘krimpbeleid’, vaak verwerkt in beleid ten aanzien van de woningmarkt, leefomgeving en leefbaarheid. Voor het WoON 2018 zijn in de krimpregio’s extra enquêtes afgenomen, ook wel oversampling genoemd. Dat maakt het mogelijk om uitspraken te doen op het niveau van afzonderlijke krimpgebieden. In totaal zijn voor WoON 2018 ruim 67.500 mensen ondervraagd, waarvan 7.780 in de krimpregio’s. In de kernrapportage Woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden zijn de belangrijkste bevindingen opgenomen.
Samenvatting belangrijkste uitkomsten:
Bevolkingskrimp maar nog geen huishoudenskrimp
In bijna alle krimpgebieden – met uitzondering van het stedelijke deel van de Achterhoek – neemt het aantal inwoners al enige tijd af. Naast een sterfteoverschot hebben krimpregio’s ook te maken met een structureel binnenlands vertrekoverschot: er vertrekken meer inwoners naar andere gemeenten in Nederland dan zich er vestigen. Deels komt dit door de achterblijvende ontwikkeling van de werkgelegenheid. Sinds 2000 is de bevolkingskrimp het sterkst geweest in Noord- en Oost-Groningen en Zuid-Limburg (-6%). In Zeeuws-Vlaanderen, de Achterhoek en Noordoost-Friesland is de krimp aanzienlijk minder sterk geweest (-1% of -2%).
Voor de woningmarkt is vooral het aantal huishoudens van belang. Het aantal huishoudens is deze eeuw echter nog nergens structureel afgenomen op regionaal niveau. De laatste jaren, bezien vanaf 2010, is het aantal huishoudens in de regio Noord- en Oost-Groningen ongeveer stabiel. In Noordoost-Friesland was de groei in diezelfde periode heel bescheiden (+1%). In de andere krimpgebieden was dat 3% of 4%, tegen een nationale toename van 6% sinds 2010. In de komende tien jaar zal er naar verwachting ook een de huishoudenskrimp inzetten in de meeste krimpgebieden. De toekomstige afname van het aantal inwoners en huishoudens zal naar verwachting relatief het sterkst zijn in Zuid-Limburg (stedelijk en landelijk) en Noord- en Oost-Groningen.
Meer koopwoningen maar lagere woningwaarden
De bevolking in krimpgebieden is, zowel nu als in de toekomst, sterker vergrijsd dan in overig Nederland. Het percentage paren ligt er wat hoger en het aandeel alleenstaanden juist wat lager. De sociaaleconomische status van krimpgebieden is vaak iets zwakker dan landelijk: een lager aandeel werkenden en lagere inkomens. Dat geldt vooral voor Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen.
De woningvoorraad in krimpregio’s telt relatief veel eengezinswoningen en koopwoningen. De stedelijke gemeenten in Zuid-Limburg vormen hierop een uitzondering. De WOZ-waarden liggen in krimpgebieden lager terwijl de woningen gemiddeld groter zijn. De koopsector in de krimpregio's kent een ongunstigere prijsontwikkeling dan in de rest van Nederland. In krimpgebieden zijn deze eeuw verhoudingsgewijs weinig woningen aan de voorraad toegevoegd. Woningen in krimpgemeenten zijn dan ook gemiddeld iets ouder. De gemiddeld oudere woningvoorraad in krimpgebieden vertaalt zich ook in een lagere energiezuinigheid, vooral in de koopsector. Huurwoningen in krimpgebieden, zowel die van corporaties als die van particuliere verhuurders, hebben minder vaak een huurprijs in de vrije sector (boven de liberalisatiegrens). In de meeste krimpregio’s staan woningen naar verhouding vaker langdurig leeg dan elders. Dit hangt samen met de ontspannen woningmarkten in krimpregio’s.
Tevredenheid met woonomgeving en sociale cohesie gelijk aan landelijk niveau
Sinds 2002 is de tevredenheid met de woonomgeving in krimpgebieden enigszins verminderd, net als in Nederland als geheel. De daling is in krimpgebieden gemiddeld wel wat sterker geweest dan elders. Inwoners in krimpgebieden zijn nu gemiddeld even tevreden als in Nederland als geheel. De tevredenen zijn ruim in de meerderheid (85%), 11% is tevreden noch ontevreden en 4% is (zeer) ontevreden over de woonomgeving. In Noord- en Oost-Groningen en het stedelijke deel van Zuid-Limburg is de tevredenheid iets lager dan in de andere krimpgebieden. Ook over afzonderlijke aspecten van de eigen buurt, zoals de aantrekkelijkheid en het onderhoud van de bebouwing, oordelen mensen in krimpgebieden gemiddeld even positief als elders. Contacten met buren en de sociale cohesie zijn voor veel mensen belangrijke aspecten van de woonomgeving. In krimpgebieden zijn mensen ook daarover gemiddeld ongeveer even tevreden als elders. Ook het helpen van de buren doen krimpbewoners even vaak. In stedelijk Zuid-Limburg zijn bewoners het minst te spreken over de sociale cohesie, in de landelijke delen van Limburg en de Achterhoek juist het meest.
Tevredenheid over voorzieningen en bereikbaarheid domineert
Krimpregio’s zijn vaak plattelandsgebieden. De enige echte uitzondering daarop vormen de steden van Zuid-Limburg. Krimpgebieden tellen dan ook minder voorzieningen: bewoners moeten verder reizen en hebben minder keus. Ook gaat het aantal voorzieningen in de buurt volgens bewoners in krimpgebieden sneller achteruit. Zij geven vaker dan in de rest van het land aan dat het aantal ontmoetingsplekken, pinautomaten en ov-verbindingen in de eigen buurt in de afgelopen vijf jaar is afgenomen.
Bewoners in krimpgebieden zijn bijna even vaak tevreden met de winkels voor dagelijkse boodschappen, basisscholen en crèches in de buurt als in de rest van het land. Minstens zeven op de tien inwoners zijn positief gestemd over deze voorzieningen. Krimpbewoners zullen vaak lagere verwachtingen hebben en zijn meer ingesteld op het feit dat zij langer moeten reizen. Dat is terug te zien in het belang dat inwoners hechten aan de nabijheid van voorzieningen: in krimpgemeenten vinden mensen het minder vaak belangrijk dat dichtbij de eigen woning dagelijkse winkels en openbaar vervoer zijn.
Inwoners van krimpgebieden oordelen gemiddeld even positief over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk en het ziekenhuis als mensen in Nederland als geheel. 90% vindt de huisartsenpraktijk goed bereikbaar en voor 80% is het ziekenhuis goed bereikbaar. Ook in een dunbevolkt gebied als Zeeuws-Vlaanderen domineert de tevredenheid op dit punt.
Hoewel de tevredenheid overheerst, ook over de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen, zijn mensen in krimpgemeenten iets minder positief gestemd over de toekomst. Ze verwachten vaker dat de eigen regio er in de komende jaren op achteruit zal gaan.
Lagere verhuisdynamiek in de koopsector
De verhuisdynamiek ligt in krimpgebieden structureel gemiddeld iets lager dan elders: een kleiner percentage huishoudens is de afgelopen twee jaar verhuisd. Krimpgebieden tellen relatief veel ouderen (65+) en dat is een leeftijdsgroep die doorgaans weinig verhuist. De ouderen in krimpgebieden zijn wel even vaak recentelijk verhuisd als in Nederland als geheel. Vooral de vergrijzing in krimpgebieden dempt dus de verhuisdynamiek maar het is niet zo dat ouderen in krimpgebieden gemiddeld minder vaak doorstromen naar een andere woning. Er zijn wel verschillen tussen sectoren op de woningmarkt. In de koopsector en de particuliere huursector wordt in krimpgebieden structureel minder verhuisd dan elders. In de corporatiesector wordt echter juist iets vaker verhuisd. De druk op de sociale huurmarkt is in krimpgebieden minder groot dan in veel andere regio’s. Dat bevordert de doorstroming. Ook data uit andere bronnen bevestigen het patroon: binnen de koopsector een wat lager aandeel verhuizingen dan het nationale gemiddelde maar in de corporatiesector juist een iets hoger aandeel.
Vertrekkers vaker jong en alleenstaand
Met behulp van de registratiegegevens op persoonsniveau (CBS-microdata) zijn de vertrekkers, instromers en binnenregionale verhuizers in krimpgebieden nader onderzocht. De groep binnenlandse vertrekkers uit krimpgebieden is groter dan de groep binnenlandse vestigers. Deze groepen verschillen ook qua samenstelling van elkaar. De binnenlandse vertrekkers zijn vaker dan de vestigers jong (18-24 jaar) en vormen vaker na verhuizing een alleenstaand huishouden. Dit zijn vaak studenten. De vertrekkers hebben ook vaker dan de vestigers een overige niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn onder meer asielmigranten die verhuizen naar een andere regio in Nederland.
Bekeken naar opleidingsniveau (18-35-jarigen) en inkomen (25+’ers) zijn de relatieve verschillen tussen binnenlandse vertrekkers en vestigers niet groot: het percentage met een hoge opleiding of een hoger inkomen is in beide groepen ongeveer even groot. De absolute omvang van de groepen verschilt wel van elkaar. Per saldo verliezen krimpgebieden dus hogere inkomens en mensen met een hogere opleiding.
In de leeftijdsgroepen tot 18 jaar en 18-24 jaar is het binnenlands migratiesaldo voor krimpgebieden – alle krimpregio’s samengenomen – negatief. Het buitenlands migratiesaldo is voor die groepen in krimpgebieden juist positief.
Minder actief zoekgedrag in krimpgebieden
Verhuisgeneigden in krimpgebieden (vertrekkers en blijvers bij elkaar) zoeken minder actief dan woningzoekenden elders. Dat geldt ook voor degenen die "beslist" willen verhuizen. Het passievere zoekgedrag past bij de gemiddeld iets onzekerdere verhuiswens in krimpgebieden. De gehanteerde zoekstrategieën zoals het inschakelen van een makelaar of familie en vrienden zijn in krimpgebieden niet anders. Wel staan woningzoekenden in krimpgebieden minder vaak bij een woningcorporatie ingeschreven.
Het rapport 'De woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden' vind je hier.