Ga naar home
Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) heeft RIGO gevraagd om een actueel beeld te schetsen van de woonruimteverdeling in Nederland. Daarbij gaat het specifiek om de manier waarop woningcorporaties hun vrijkomende woningen aanbieden en toewijzen aan woningzoekenden. De uitkomsten van dit onderzoek vormen input voor een paragraaf over woonruimteverdeling in de Staat van de Volkshuisvesting 2019. Daarbij worden naast dit onderzoek ook analyses van het Woon Onderzoek Nederland (WoON) 2018 betrokken.
Het onderzoek en de rapportage bestaan uit twee delen. Het eerste deel is een update van (onderdelen van) het onderzoek ‘Wachten, zoeken, vinden’, dat RIGO in 2016 in opdracht van het ministerie van VRO heeft uitgevoerd. Het tweede deel van het onderzoek is gericht op de uitvoering van de woonruimteverdeling in de praktijk.
In de meeste regio’s in Nederland bieden de woningcorporaties hun woningen aan via een gezamenlijk woonruimteverdeelsysteem. Door regionalisering en samenwerking is het werkgebied van deze systemen de afgelopen jaren steeds verder uitgebreid. Woningzoekenden die in aanmerking willen voor een corporatiewoning moeten doorgaans zelf reageren op advertenties waarin woningen worden aangeboden. De meeste corporatiewoningen worden op volgorde van inschrijfduur toegewezen. Daarnaast wordt vaak ook een deel verloot, om zogenaamde spoedzoekers die weinig inschrijfduur hebben ook een kans te geven.
Voor vijf regio’s (Drechtsteden, Groningen, Hengelo, regio Utrecht en Zuid-Kennemerland) is de ontwikkeling van de wachttijden over een langere periode (2014-2018) gevolgd en in perspectief geplaatst. Hoewel de gemiddelde inschrijfduur en zoekduur tussen deze regio’s sterk verschilt, is in alle regio’s een toename van de wachttijden te zien. In alle regio’s is ook het aantal actief woningzoekenden, die reageren op advertenties, gestegen.
Gemeenten kunnen sturen in de woonruimteverdeling door regels op te nemen in een huisvestingsverordening. Bijna de helft van de gemeenten maakt hier gebruik van, waarvan 25 gemeenten alleen een urgentieregeling hanteren. 156 gemeenten hebben (ook) andere toewijzingsregels vastgesteld. om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste te bestrijden. 111 gemeenten hebben in de verordening mogelijkheden opgenomen om voorrang te verlenen aan woningzoekenden met een regionale en/of lokale binding.
Sommige groepen woningzoekenden krijgen voorrang bij de woonruimteverdeling. Om te onderzoeken hoe in de praktijk wordt omgegaan met deze groepen is een enquête uitgezet onder corporaties en zijn interviews gehouden met gemeenten en corporaties in de vijf eerder genoemde regio’s. In de enquête geeft een derde van de woningcorporaties aan dat zij meer dan 20% van hun woningen verhuren aan urgenten en andere voorrangsgroepen. Hoe meer woningen met voorrang worden toegewezen, hoe minder er overblijven voor reguliere woningzoekenden. Dit is vooral nadelig voor spoedzoekers die geen voorrang en weinig inschrijfduur hebben. Om deze groep toch te bedienen bieden veel corporaties een deel van hun woningen via loting of ‘direct te huur’ aan en hebben sommige corporaties speciale woonconcepten zoals corporatiehotels.
Het rapport 'Stand van de woonruimteverdeling' vind je hier.